-
1 sitting
n. vergadering; zitting, seance; rechtszitting, zittijdsitting1[ sitting]♦voorbeelden:2 there will be two sittings of lunch, one at noon and one at two o'clock • er kan op twee tijdstippen geluncht worden, namelijk om twaalf en om twee uur————————sitting21 zittend♦voorbeelden:sitting member • zittend lidsitting tenant • huidige huurder -
2 sit
v. zitten; zich neerzetten; neerzetten; vinden; als voorbeeld dienen (bij modeltekenen); passen (kleren)1 zitten2 zijn ⇒ zich bevinden, liggen, staan7 zitting hebben/houden♦voorbeelden:sit through a meeting • een vergadering uitzittenthat idea doesn't sit well with me • dat idee zit me niet lekkersit about/around • lanterfantensit by • lijdelijk toekijkensit down • gaan zittensit down under • lijdelijk ondergaan, slikkensit in on • als toehoorder bijwonensit with • helpen verplegenII 〈 overgankelijk werkwoord〉→ sit out sit out/ -
3 model
adj. voorbeeldig; model---------n. model; vorm, mal; voorbeeld, makette; (foto) model; leest--------v. model staan; modelleren; boetserenmodel1[ modl] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————model21 model-2 perfect♦voorbeelden:————————model31 mannequin/model zijnII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 vervaardigen/vormen naar een voorbeeld♦voorbeelden:2 model something after/(up)on something • iets maken/ontwerpen naar het voorbeeld van iets
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский